Na maanden noodgedwongen thuiszitten of rondjes rondom de kerk rijden, was het dan eindelijk zover: een lang weekeinde motorrijden langs de Moezel!
Een paar waaghalzen waren al eerder in het buitenland geweest, maar voor de meesten was dit de eerste buitenland ervaring van het seizoen 2020.
Uiteindelijk hadden zich 13 deelnemers gemeld voor een paar dagen genieten, met hotel Sonnenblick als uitvalsbasis. Een bekende omgeving, waar MMC’72 ieder jaar een uurtje verderop kampeert (gaat dit jaar helaas niet door), en vlak naast Treis-Karden, waar we in 2016 met Rijschool Safety een trainingsweekeinde hadden. Enig minpuntje was de temperatuur: Voor deze dagen werd rond of boven 30 graden voorspeld.
Peter en Harry waren al een paar dagen eerder naar de Vogezen afgereisd. Adri, Yacinthe en Willem vertrokken wat vroeger, Wim wat later, en dus reden er om 8:30 uur zeven leden bij de McDonalds weg. Diederik reed voorop naar Maastricht, maar had niet meegekregen dat de rest eigenlijk naar Venlo had gewild. Maar alle wegen leiden naar Rome (ca. 2.856.133 inwoners) en naar Lütz (ca. 285 inwoners), dus dat gaf verder niet.
Na een koffiepauze bij een tankstation en een tankstop in Vaals reden Henny, Agnes en Martin achter Rinus aan, en nam Diederik Susan en mij onder zijn vleugels. Via het (drukke) drielandenpunt reden we België in, maar toen werd ons groepje nog kleiner. In Eupen moest ik even wachten om een drukke kruising over te steken en raakte ik Diederik en Susan kwijt. En omdat mijn Tomtom een andere route had dan Diederik, was de kans klein dat ik ze nog terug zou vinden.
Maar zoals de grote meester al wist:’ Ieder nadeel hep een voordeel’. Voor mij betekende dat ik rond 13:00 uur de grens met Duitsland overschreed en mijzelf in Roetgen bij de plaatselijke bakker trakteerde op airconditioning en een vorstelijke punt kersentaart. Even verderop pakte Tomtom de route op en geleidelijk kwam ik dichter bij het einddoel. De thermometer zakte in de bossen nog wel onder de 30 graden, maar op de open weg kwam hij er weer net zo snel boven. Verder viel er weinig te klagen: Er was op vrijdag niet te veel verkeer, de omgeving was mooi, dus wat wil een mens nog meer.
Maar anderhalf uur later smaakte een halve liter alcoholvrije Weizener mij echter zo goed, dat ik de route toch wat korter maakte. Vanaf Daun via Lützebach naar Cochem, en dan nog 20 minuten langs de Moezel om in Lütz te komen. Peter en Harry hadden maar 170 km hoeven te rijden en waren er als eersten. Adri, Yachinthe en Willem kort erna en ook Wim zat al op het terras, toen ik rond 18:00 uur aan mijn volgende halve liter begon. Motorrijden bij 30+ maakt erg dorstig!
De anderen volgden wat later. De warmte bleef lang hangen, het bier bleef koud en na een eenvoudige maar voedzame Schweinehackse volgde een gezellige avond. Wim en ik deden het licht uit en vielen als een blok in slaap.
De volgende ochtend tikte de regen tegen ons zolderraam, en bleek de lucht egaal grijs in plaats van stralend blauw. Mobiel internet is in Duitsland maar matig, en de Wifi in het hotel was ook niet zo snel maar uiteindelijk zag iedereen dat we nog even geduld moesten hebben.
De tijd werd gedood met kletsen en een spelletje, en om 9:55 uur plunderde Adri voor de 2e keer het ontbijtbuffet, zodat het personeel snel klaar was met opruimen.
Tegen 10:30 klaarde het een beetje op, en nadat Susan mij omstandig had verzekerd dat ze mij vandaag niet uit het oog zou verliezen reden we achter Rinus aan weg, en volgden de route die Peter had uitgezet. Helaas volgde de regenbui dezelfde route, en hoewel het niet erg hard regende, waren we de nattigheid snel zat. Tegen 12:00 uur stopten we in Sankt Goar. Merkwaardig genoeg verkocht het restaurantje alléén koffie, en géén Kuchen. Gelukkig zat er 100 meter verderop in de straat een bakker die het precies andersom deed, en daar kochten we een stuk Streuselkuchen waar we met z’n drieën genoeg aan hadden.
Tijdens de pauze was de regen verder Noordwaarts gedreven, en door de warmte van de vorige dag droogden de wegen snel op. Na de koffie reden we verder langs de Rijn. Rinus en ik bezweken niet voor de verleidingen van de Loreley, maar gingen achter Susan aan. Het werd zoals verwacht snel warmer en door de regen van die ochtend erg benauwd.
Na een uur of twee rijden werd het toch wel weer tijd om de inwendige mens te versterken. De gehuchtjes die we doorkruisten boden weinig soelaas, tot een voorbijganger ons naar Kirn stuurde. Een paar kilometer van de route, maar met een erg gezellig pleintje. Op het terras van een barretje vonden we een tafel met parasol, de naastgelegen snackbar serveerde Currywurst, niets mis mee!
De ijssalon aan de overkant zag er ook verleidelijk uit, maar dan bestond het risico dat we de hele middag bleven plakken. Dus klommen we weer in het zadel, met het stellig voornemen om later tóch aan die verleiding toe te geven. Een uurtje later, bij een eenzaam restaurant langs de route was het gelukkig zo ver. Van de kleine, maar fijne ijskaart koos ik de Nusskracker, met een ferme scheut échte advocaat. Aan het einde van de middag vonden we het hotel terug en sprongen direct onder de douche. Want het was wel érg warm geweest!
In het hotel was het drukker dan de avond ervoor, goed dus voor de eigenaren. Peter was die middag over een oliespoor uitgegleden, maar had ten koste van een pijnlijke enkel de boel heel kunnen houden.
Het personeel had de Grillabend strak en Corona-proof georganiseerd, en Eddie de eigenaar deelde na het eten nog een rondje kruidenbitter uit. De avond was, op een klein buitje na, bijna gelijk aan de vorige: Warm, gezellig, Young MCN lag als eerste op bed, en Wim en ik gingen als laatsten.
Zondag gingen we weer terug naar huis. De meesten althans, Peter en Harry bleven nog een paar dagen in Duitsland hangen. Susan en ik besloten om in de ochtend de route van Adri te volgen, en na de lunch de snelweg op te zoeken, zodat we niet te laat thuis zouden zijn. Na het ontbijt stopte ik mijn tas in mijn koffer en wachtte geduldig totdat Susan de drie koffers van haar Honda weer gevuld had. Het zou vandaag beduidend minder warm, maar nog wel behaaglijk worden.
Rond 9:30 reden we Noordwaarts, naar huis. In Duitsland zijn de bakkers ook op zondagochtend open, maar het duurde geruime tijd voor ik er één ontdekte. Tegen elf uur zag ik licht branden in een supermarkt, met een bakker in het voorportaal. We konden nog net koffie en thee krijgen, want om elf uur sloot de tent. Ik nam er een Pflaume-dinges bij, maar die bleek net zo groot als de Kuchen die we gisteren nog door drie hadden gedeeld. Dat was een flinke hap in je eentje!
Toen alles achter de kiezen zat reden we verder. Een klein stukje verder bleef een derde motor ons volgen, en bij een stoplicht zag ik de pretoogjes van Wim achter het vizier glimmen. Gedrieën reden we nog een uurtje door en in Eicherscheid stopten we bij Balkan restaurant Zur Post voor de lunch. Wim was hier op de heenreis toevallig ook al gestopt, en wilde de rest van het menu nog proberen.
Susan en hij bestelden een uitgebreide maaltijd, maar ik had aan een kop soep wel genoeg. Later nog een ijsje toe, en we stapten weer op. Wim volgde de route verder naar Nieuwegein, maar Susan en ik draaiden een kwartiertje verder de snelweg op. Een uurtje later bij Venlo nog even tanken en toen nog anderhalf uur in een slaapverwekkend tempo terug naar huis.